Ik ben minder goed in relaxen dan ik zelf dacht. Na twee dagen lanterfanten in Patnem begon ik me een beetje te ergeren aan het gehang, aan dat de belangrijkste keuzes waren of ik nu ging zwemmen en daarna een dutje doen of andersom en in welk restaurant ik welk visje zou gaan verorberen. Ik vrees dat ik mijn droom om ooit een weekje op een Maledief, Seychel of Frans-Polynesisch atol door te brengen moet bijstellen, ben bang dat ik na 3 dagen doodga van verveling.
Wat me ook begon te storen, is de zeer strikte verdeling in Goa: je hebt mensen die vermaken en mensen die vermaakt worden en het is volstrekt duidelijk wie welke rol heeft. Waar ik in Jaipur of Mumbai nog geregeld spontane ontmoetingen had met gewone Indiërs voor een praatje, is er in Goa een onzichtbare muur tussen locals en toeristen. Alle interactie tussen de twee groepen is zakelijk, daarbuiten is er geen contact. Zelfs de mensen die soms al jaren in Patnem verbleven trekken vrijwel alleen met elkaar op en niet met Indiërs.
Yoga en achtertuinen
Mijn derde dag in Goa ben ik begonnen met een yogalesje van resort-genote Wieduschi, daarna heb ik een fles water in mijn daypack gepropt en ben gaan wandelen. Theoretisch is het mogelijk van baai naar baai te lopen, min of meer langs de kust, als je de weg weet. Die wist ik natuurlijk niet, dus heb het op gevoel gedaan. Daarbij ben ik geloof ik door een aantal achtertuinen gewandeld en ben wat vreemde resortjes opgestiefeld, maar uiteindelijk heb ik mijn weg naar Palolem gevonden. Vrienden en ‘Help Pepijn door India’-Whatsapp-hulplijn Erik en Sachin verbleven daar twee maanden geleden, het leek me wel geestig een biertje te gaan drinken bij ‘hun’ resort (en ze daarvan een selfie te sturen 🙂 ) Vanuit Palolem ben ik een stukje het achterland ingewandeld, wat niet bijzonder interessant is. Tegen etenstijd was ik weer terug in Patnem waar ik me tegoed heb gedaan aan de grootste en lekkerste tijgergarnaal die ik ooit gegeten heb.
De volgende ochtend moest ik alweer uitchecken uit mijn geliefde hutje. Mijn bus naar Hampi zou pas om half acht ‘s avonds vertrekken, dus ik had nog een klein dagje in Goa. Mijn allereerste yoga-leraar John Kraaijenbrink reist inmiddels de wereld rond als ‘The Dutch smiling yogi’ en geeft momenteel les in Agonda, 18km van Patnem. Met hem afgesproken voor ontbijt en een kopje chai en een erg gezellige ochtend gehad met hem en zijn vriendin Sara. Daarna Agonda beach verkend, geluncht en de riksja terug naar Patnem gepakt. Onderweg naar Patnem bij 3 verschillende pin-automaten gestopt, mijn roepies waren na het afrekenen bij het resort wel zo’n beetje op, maar tevergeefs. In Hampi ís niet eens een pinautomaat, dus enigzins bezorgd de riksja naar Canacona gepakt, het dorp waar mijn bus zou vertrekken. En wat tref ik daar tegenover het busstation? Een pinautomaat mét geld. India liet zich weer van zijn beste kant zien: go with the flow, embrace the chaos and things will work out.
Sleeperbus
Van Canacona naar Hampi had ik een sleeperbus geboekt, een bus van anderhalf keer normale hoogte met bedjes ipv stoelen. De bus van half negen kwam keurig op tijd om half tien aan en met mij stapten nog 12 backpackers in. Canacona-Hampi is voor Indiërs een rare route, in Hampi is behalve ruïnes niks te beleven. Het eerste uurtje in een stoel doorgebracht, daarna mijn nèt iets te korte bedje opgezocht. De bus had airconditioning en was eigenlijk net iets te koud om lekker te slapen. En waar je in de slaaptrein wordt voorzien van een pakketje met lakens, deken en handdoekje, bleek je dat in de bus zelf te hebben moeten regelen. Nu weten blijkbaar meer backpackers dat niet, dus de chauffeur had een leuk handeltje in dekens en ik ben nu voor 70 roepie (1 euro) de eigenaar van een gezellig fleecedekentje. Alsof mijn backpack nog niet vol genoeg was.
Slapen in een bus valt niet mee. De wegen zijn niet om over naar huis te schrijven en de chauffeur houdt nogal het gas erop, waardoor hij af en toe ook hard moet remmen. Tegen tweeën ben ik toch in slaap gedommeld, om kwart over 7 werden we ruw gewekt: we waren in Hampi.
Bij het uitstappen uit de bus werd de deur belaagd door een horde riksja-mannetjes die ons allemaal mee wilde torsen naar ‘hun’ hotel. Hier de truc toegepast die ik nog ken uit Nepal en Thailand: uit de achterste regionen een mannetje met een beetje vriendelijk gezicht zoeken, je mee laten slepen naar zijn hotel, daar de kamer bekijken, zeggen dat je het niks vindt (hier vangen ze namelijk een flinke provisie die uit jouw kamerprijs komt) en vertrekken. Vaak blijkt er dan ineens vanalles mogelijk, en zo werd ik meegenomen naar een volgend guesthouse dat wel aan mijn omschrijving voldeed. Na 4 dagen in een hutje had ik behoefte aan wat meer ‘luxe’: een warme douche, een tapijt zonder vlooien en een toilet dat je niet eerst op kikkers hoeft te controleren (een kikker die tegen je edele delen springt terwijl je je behoefte aan het doen bent is alleen achteraf grappig).
“Boot”
Voordat we het oude deel van Hampi in konden, moesten we echter de rivier oversteken. Gewapend met mijn rugzak melde Pompa, mijn riksja-mannetje “We have to cross river sir, can take my boat.” Niksvermoedend antwoord ik dus: “Ok, where is your boat?” “You’re looking at it”:
Pompa bleek een geweldige keuze te zijn. Leuke vent, eerlijk, goed Engels en gevoel voor humor. Hij bood me aan de volgende dag voor een lief prijsje een tempeltour te doen. Als ik met hem zou meegaan, was het ritje naar hotel gratis. Nu was ik toch al van plan de ruïnes met mijn eigen riksja te bezoeken, dus met hem afgesproken de volgende morgen om 5.30u. Zoals veel tempels zijn ook die van Hampi het mooiste bij zonsopkomst, dus dat betekende weer een vroegertje.
De rest van de dag besteed aan het dorp verkennen en regeldingetjes: busticket naar volgende bestemming, was (laten) doen, etc. Tegen vieren begon ik in te storten en ben ik een middagdutje gaan doen. Om 19u werd ik weer wakker, heb wat gegeten en ben snel daarna weer naar bed gegaan, de wekker zou weer om 5u gaan.
Hierbij had ik echter niet gerekend op het festival in de tempel waar mijn kamer op uitkeek: tot half vier getrommel, gezang en gejoel waartegen mijn toch heel goede oordoppen niet tegen opgewassen waren. Na een onrustig nachtje stond ik toch om half zes voor het hotel voor de tempeltour. Deze was fantastisch. Niveau Angkor Wat, maar vele malen groter en niet een paar, maar letterlijk honderden en honderden tempels, paleizen, badhuizen (of meer: badpaleizen), etc., de een nog mooier en weelderiger dan de andere. En dat allemaal tegen een setting van een bizar landschap met gigantische keien die op de meest onmogelijke manieren op elkaar lijken gestapeld, weelderige kokospalmen, bananenbomen en rijstvelden. In 6 uur tijd meer dan 200 foto’s geschoten en van de ene verbazing in de andere gevallen. Onderweg gezellig zitten kletsen met Pompa, wat een mooi inkijkje bood in het (harde) leven van gewone Indiërs.
Bij de lunch waren we allebei redelijk gaar en hebben we besloten de laatste vijf tempels uit de tour maar te laten voor wat ze zijn. Ik zou de volgende dag naar Hospet, het grotere stadje 12 km. verderop moeten voor de sleeperbus naar Bangalore. Afgesproken dat Pompa me einde middag op zou pikken, we de laatste vijf tempels doen, hij me meeneemt naar zijn speciale sunset-view-plek en dan afzet in Hospet. Iemand krijgt morgen een enorme fooi!
Bangalore
De volgende leg van de trip wordt een pittige: om 23u sleeperbus naar Bangalore, om ongeveer 7u daar, dan halve stad door naar ander busstation, daar backpack ergens zien kwijt te raken, dagje siteseeing, 16u volgende sleeperbus naar Allepy, om ongeveer 5u daar. Dan snel hotel zoeken en hopen dat ik een houseboat kan regelen voor een overnight tour door de backwaters van Kerala, een van de mooiste natuurgebieden ter wereld. En dan zit het erop en vlieg ik terug naar Delhi en van daar naar Amsterdam. Als ik het zo lees, zou je er moe van worden. En toch voel ik me helemaal niet zo, het is lang geleden dat ik zoveel energie had.
Ik had hier voorspeld dat je na drie
dagen strand al weer de kriebels zou
krijgen en weer wat wilde gaan
‘zien’. Het was dus zelfs nog eerder.
Inderdaad, je wordt al doodmoe als je
leest welke afstanden (en op welke
manier!) je nog voor de boeg hebt.
Maar het lijkt jou energie te geven.
Da’s goed.