Graag wil ik een adreswijziging doorgeven. Mijn nieuwe adres is Beach road 50, Patnem, Goa. In ieder geval in mijn dromen.
Goa komt erg dicht in de buurt van hoe het paradijs er volgens mij uitziet. Palmbomen, mangrovebos, schattige strandhutjes, eenvoudige restaurants op het strand met de heerlijkste verse vis-schotels, graadje of 25-30 met een zacht zeebriesje, watertemperatuur van 28 graden. Mensen hebben de neiging hier te blijven plakken, en ik begrijp heel goed waarom.
Dabolim
Vanuit Mumbai heb ik het vliegtuig gepakt naar Dabolim, het enige vliegveld in de Goa. Ik zou om 16.40u vliegen en moest om 12u uitchecken uit mijn hotelkamer. Een beetje aan de vroege kant, maar omdat zowel Mumbai als Mumbai airport nogal aan de grote kant zijn toch maar direct vertrokken. Met een Über, de eerste keer voor mij. Mooie uitvinding: betere auto’s, goedkoper dan een taxi, geen gedoe over prijzen en rechtstreeks afgeschreven van creditcard.
De weg naar het het vliegveld duurde 66 minuten (volgens de GPS van de chauffeur). Onderweg werd ik me er weer eens bewust van hoe ontiegelijk groot Mumbai is. Je kunt een uur door de stad rijden, en dan is de rand nog niet eens in zicht. En niet dat de hoogbouw op een gegeven moment ophoudt en overgaat in buitenwijken, de hele stad tot voorbij het vliegveld staat vol met flats en kantoren van 15-20 verdiepingen. Ze moeten die 22 miljoen mensen natuurlijk ergens kwijt.
Bij het vliegveld lukte het niet in te checken bij de automaat en werd ik verwezen naar een balie. Ik had namelijk geen PNR. Het Passenger Name Record (PNR) is de heilige graal van het reizen in India. Ieder treinkaartje, buskaartje, vliegticket, etc. heeft een uniek PNR-nummer dat wordt bijgehouden in een grote centrale database, gekoppeld aan je persoonsgegevens. Alleen Indiase reisondernemingen mogen PNRs uitgeven. Ik mocht dus met mijn ‘buitenlandse’ ticket achteraansluiten in een uur durende Efteling-zigzag-rij.
Jet Airways
Bij de balie van Jet Airways wist het baliemeisje na enig binnensmonds gevloek toch een PNR en daarmee een boarding pass te produceren en kon ik mijn backpack inchecken. Die bleek inmiddels 17kg. te wegen, waar hij op Schiphol nog maar 13,6kg. was. En dat komt niet alleen door de dikke trui en jas die er nu wel en op Schiphol niet inzaten. Ik vrees dat ik voor de terugreis toch wat souvenirs naar huis moet gaan sturen.
Met mijn boarding pass richting security gewandeld. Nu blinken mensen in beveiligingsfuncties doorgaans niet uit in vriendelijkheid (dat gebeurt helaas als je domme mensen macht geeft), maar deze beambten hadden een speciale cursus grumpiness gevolgd. Laten we zeggen dat ik meer dan eens tot 10 heb moeten tellen. Bij de scanner werd het bakje met mijn losse spullen eruit gevist en moest ik mijn aansteker inleveren. Na nog maar een keer tot 10 geteld te hebben, heb ik de securityman een hand gegeven en bedankt voor zijn goede diensten in het veilig houden van ons allemaal. Hij kon er niet om lachen. Ik wel.
Gelukkig heb ik voor dit soort gelegenheden altijd een reserve-aansteker in mijn carry-on toilettas zitten (die dezelfde scanner er niet uit had gepikt, die hele beveiliging is grotendeels theater om mensen een veilig gevoel te geven). In het enige rookhok op het vliegveld nog een sigaretje gerookt, wat gegeten en me naar gate 48A vervoegd. Alles bij elkaar had ik nog een half uurtje over voor vertrek, om 12u van huis gaan bleek achteraf een verstandige keuze te zijn geweest.
Plastic folie
Het vliegtuig van Jet Airways was een aangename verrassing. Jet Airways is de grootste budget-carrier van India en ik had me dus Ryanair-achtige toestanden voorgesteld. Maar het tegendeel bleek waar: een nagelnieuw toestel (het rook zelfs nieuw en sommige onderdelen waren nog ingepakt in plastic folie), ruime leren stoelen, supervriendelijke crew, gratis snack en drankje aan boord, etc. Na ruim 3 kwartier landden we op Dabolim airport, waar de bagage na een paar minuten al op de band verscheen.
In de aankomsthal aangesloten in de lange, lange rij voor de prepaid taxi’s. Toen ik vooraan begon te komen, begreep ik waarom de rij zo lang was en het zo lang duurde: het kantoortje werd bemensd door 4 personen, 2 om kaartjes te verkopen, 1 om taxichauffeurs aan kaartjes te koppelen en 1 supervisor om te supervisen, de facto niks te doen. Bij ieder akkefietje (een verkeerd kaartje, een chauffeur die zijn passagiers niet kon vinden, etc.) werd er uitgebreid werkoverleg gevoerd met z’n vieren, dat gerust 10 minuten kon duren. Dat er inmiddels een rij van 100 mensen voor het loket stond, leek ze niet in het minst te deren. Het Goaans kent het unieke woord ‘susegad’ wat zich het best laat vertalen als ‘laidbackness’ (zou niet weten hoe dat in het Nederlands te noemen). Wat in zichzelf een prima eigenschap is, maar niet als je ergens naartoe moet.
Uiteindelijk mijn kaartje bemachtigd voor de 74km. naar Palolem, het grotere plaatsje naast Patnem, mijn bestemming. Op de kaart leek dit een vrij rechtoe-rechtaan stuk snelweg, in de praktijk bleek het een dollemansrit van een uur en 3 kwartier over onverlichte kronkelwegen waar iedereen met groot licht reed, koeien, kinderen en scooters uit het niks de weg opschoten, met een chauffeur waarvan ik me afvraag hoe hij in godsnaam ooit een rijbewijs heeft gehaald, en hij zelf ook leek het wel: naar het pookje kijken bij het schakelen, neus tegen de voorruit geplakt, rakelings langs obstakels sturen (en 1 keer zelfs gewoon raak).
Zeezicht
Op internet had ik wat resortjes uitgezocht die voldeden aan mijn wensenpakket: hutje op het strand, met zeezicht en eigen badkamer, met een restaurant/bar erbij, voor niet meer dan 2000rp/nacht. De bovenste op mijn lijstje, Mickey’s bar & huts, bleek op ongeveer 3/4 van Beach road te zitten. Beach road is precies dat: het pad dat over het strand loopt. Na 10 minuten met mijn backpacks door het zand sloffen, doemde Mickey’s op en stal meteen mijn hart: in een mangrovebos, roze en pistachegroene hutjes, gezellige beachbar ernaast. Er was nog 1 hutje vrij, de voorste. Met uitzicht op zee, een eigen badkamer en verranda en lekker ruim. Na wat onderhandelen mocht ik ‘m voor 1500rp/nacht hebben. Om half negen zat ik aan een koud biertje en een bord overheerlijke shrimp masala. 8,5 Uur gereisd, toch wel weer pittig.
Bij elke plek maak je jezelf een voorstelling van hoe het zal zijn. Die voorstelling klopt nooit, je past je beeld aan aan de werkelijkheid en gaat over op de orde van de dag. Maar nu niet. Als ik mijn bestemming in Goa had moeten uittekenen, en ik had kunnen tekenen, was dit wat ik had getekend. Een overzichtelijk baaitje met kleinschalige resortjes, wuivende palmen, een kalm golvende zee, relaxte barretjes, ‘s avonds een kampvuurtje op het strand. Bijna het paradijs, zoals ik al schreef.
Goa is de kleinste Indiase provincie, krap 300km. van punt naar punt (ja, ik weet dat dat net zo groot is als heel Nederland, maar voor Indiase begrippen is dat dus klein). Het is grofweg in 2 delen gedeeld, Noord- en Zuid-Goa, waarbij de historische Portugese hoofdstad Vasco de Gama ongeveer halverwege ligt. Het noordelijk deel is beroemd om zijn party-stranden met plaatsen als Arambol en Vagator, bekend van de allnight beach-raves en de Goa trance. Het zuidelijk deel is het rustiger deel met veel yoga-schooltjes en kleinschalige strandhutresorts. Patnem, mijn dorpje, ligt bijna helemaal onderin.
Wat ik me niet zo gerealiseerd had, is dat rustige stranden ook rustige mensen aantrekken. Veel gepensioneerde overwinteraars en long-stayers. In mijn resortje van ongeveer 20 hutjes ben ik de jongste en de enige die daadwerkelijk rondreist. Dat levert wel komische gesprekken op: “When did you arrive?” “Yesterday, and you?” “Four years ago” 🙂
Palak
‘s Avonds bij het kampvuur raakte ik in gesprek met André, een Canadese pensionado die hier overwintert. Via hem ben ik opgenomen in een groepje oudgedienden die hier semi-permanent zijn neergestreken. 2 Zwitsers, een Amerikaanse, 2 Duitsers en een Nederlandse, allemaal 50+. Omdat mijn naam buiten Nederland door niemand uit te spreken is, hebben ze me van een bijnaam voorzien: Palak. Pepijn klinkt als Popeye, Popeye eet spinazie, palak is het Indiase woord voor spinazie. Ik kan ermee leven.
De eerste dag heb ik besteed aan het strand en het dorp verkennen, beetje zwemmen, beetje dutten. Omdat mijn baard na 2 weken niet scheren Kerstman-achtige proporties begon aan te nemen, heb ik me bij het lokale kappertje met een ouderwets mes laten scheren. Ik wilde ook direct de bovenkant met de tondeuse laten bijwerken, maar omdat de stroom die ochtend niet werkte (dat gebeurt hier wel eens), werkte de tondeuse ook niet. Dus nu is ook de bovenkant met het mes gedaan en moet ik het een paar dagen doen met een Pim Fortuyn-look (daar zijn géén foto’s van!)
Op aanraden van het groepje oudgedienden wordt mijn volgende stop Hampi. De ruïnes van Hampi stammen uit 1336 en er wordt gedacht dat het ooit een stad van 500.000 inwoners was. Ergens in de 16e eeuw kwam dit echter plotseling ten einde. Niemand weet precies waarom. Mogelijk vanwege een grote aardbeving, een overstroming of ander natuurgeweld. Het enige dat duidelijk is, is dat de stad ligt bezaaid met gigantische ronde keien van een paar ton, alsof een groepje reuzen aan het knikkeren is geweest. Volgens iedereen die ik erover hoor, is dit een adembenemend schouwspel. Dus dat gaan we maar eens bekijken. Maar eerst nog een paar dagen op het strand luieren. Ik zag dat er vanmorgen een lading verse red snapper aan land werd gebracht die nu op de barbecue ligt. Tijd voor lunch!
Kom je uiteindelijk nog terug?
Laten we het zo zeggen: Ik heb een vliegticket van Delhi naar Amsterdam op 23 december. Daar kán ik gebruik van maken 😉